Transportbanden – van vezel naar weefsel
In de blog van vandaag bespreek ik het productieproces van transportbanden – en met name de gebruikte weefsels.
Verschillende textielsoorten voor de productie van transportbanden
De eigenschappen van de transportband hangen onder andere af van het gebruikte soort textiel. De meeste textielsoorten bevatten geëxtrudeerde vezels. Deze vezels kunnen in elkaar gedraaid worden tot garen.
Van deze garen kan bijvoorbeeld een weefsel worden geproduceerd. Een weefsel is een rechthoekig geweven product van garen (schering en inslag). De scheringdraden lopen in de lengterichting terwijl de inslagdraden overdwars lopen. De manier waarop deze garens worden gekruist wordt het weefsel genoemd. Het weefsel heeft invloed op de bandeigenschappen, zoals sterkte, geluidsgedrag, etc.
Een vlies, dat niet geweven is, bestaat uit vezels die onderling met elkaar zijn verbonden. Deze vezels kunnen met elkaar worden verbonden door middel van verschillende processen (mechanisch, thermisch of chemisch). Een mechanisch proces bijvoorbeeld verbindt de vezels met behulp van naaldplanken. Het niet-geweven product wordt gevormd op machines met roterende cilinders (cards) waarop de vezels voor een vlies worden aangebracht. Daarna treedt er een naaldprocedure op, oftewel het binden en verdichten van het niet-geweven product. Het doel van de naaldprocedure is het maken van een dunner textielweefsel van een volumineus zacht niet-geweven product. Hiervoor wordt een naaldenplank op en neer bewogen met een hoge slagsnelheid. Het naaldproces kan voor een bijna glad of gestructureerd oppervlak zorgen. Het niet-geweven materiaal zal een andere invloed hebben op de bandeigenschappen (buigsterkte, frictie-coëfficiënt, etc.) afhankelijk van hoe intensief het niet-geweven materiaal onderling is verbonden, welke vezels zijn gebruikt, etc.
Garentypes die worden gebruikt in weefsels voor transportbanden
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen drie typen garen: monofilament, multifilament en stapelvezelgaren.
Monofilament is een kunstmatige vezel en bestaat uit draden van “dik” garen die voornamelijk in de inslagrichting (dwars) worden gebruikt.
Een multifilament is ook een kunstmatige vezel; het is een draad die bestaat uit vele individuele filamenten, die in elkaar zijn gedraaid om zo garen te vormen. Multifilamenten worden gebruikt in de schering (lengte) en inslag (dwars) richting.
Stapelvezelgarens kunnen worden geproduceerd met kunstmatige of natuurlijke vezels. Hierbij worden vezels samengesponnen tot een garen.
Invloed van het garen op de eigenschappen van de transportband
Het garentype dat wordt gebruikt in het weefsel wordt geselecteerd op basis van de eisen die worden gesteld aan de transportband. Meestal wordt een multifilament gebruikt als garentype in de schering(lengte) richting. Dit heeft als voordeel dat de band extreem flexibel is en dus over kleine poelies geleid kan worden.
Een ander populair type garen in de schering (lengte) richting is het stapelvezelgaren, dat nogal harig is vergeleken met multifilament. Het voordeel van stapelvezelgaren en weefsels is dat het rafelen aan de randen van de band minimaal is.
Monofilamenten worden vooral gebruikt in de inslagrichting (dwars). Dit resulteert in een hogere stijfheid en vlakheid van de band. Dit is belangrijk in de voedingsmiddelenproductie bijvoorbeeld, of voor loopbanden in de fitness sector.
Naast het garentype is het materiaal natuurlijk ook van cruciaal belang. Voor standaard toepassingen wordt polyester voornamelijk gebruikt als garen, maar in toepassingen waar de band minimaal mag worden uitgerekt, wordt aramide gebruikt als scheringmateriaal.
Voor het genereren van extra eigenschappen is de weeftechniek ook een cruciaal punt voor een weefsel. Het weeftype (kruisen van de garens) kan invloed hebben op de sterkte van de band, het geluidsgedrag, wrijvingscoëfficiënt, etc.
Het afgewerkte weefsel krijgt een deklaag
Tot slot krijgt het weefsel een deklaag. Verschillende materialen (TPU, TPO, rubber, PVC, etc.) worden gebruikt, afhankelijk van de vereiste. In veel sectoren wordt echter ook weefsel zonder deklaag gebruikt, bijvoorbeeld in bakkerijen. In deze sector wordt katoenen weefsel zonder deklaag gebruikt, omdat katoen uitstekende lossingseigenschappen kent en dus geschikt is voor het transporteren van plakkerig deeg.
In het oppervlak van het weefsel met deklaag kan op verschillende manieren een patroon worden aangebracht om een bepaalde structuur te maken die specifieke eigenschappen biedt. Een materiaal met hoge grip maakt het gemakkelijker voor de transportband om iets op te pikken dat op een oppervlak wordt gedragen dat onder een hoek beweegt. Een wafelstructuur biedt betere loseigenschappen bij kleverig deeg. De verschillende stappen in het productieproces zijn dus zeer belangrijk voor de uiteindelijke eigenschappen van de transportband. Het is van belang de juiste keuzes te maken, zodat het weefsel exact die eigenschappen heeft die nodig zijn om te voldoen aan de behoeften en vereisten van elke toepassing.
Eigen productie van Habasit betekent controle over de eigenschappen van de transportband
Bij Habasit produceren we ons eigen weefsel in onze eigen weverij, waardoor we uitgebreide kennis hebben van de verschillende typen banden. Habasit heeft de kennis en competentie die nodig is om een oplossing te vinden gebaseerd op uw specifieke wensen en behoeften. Men zegt vaak: het is de binnenkant die telt. Daar zijn we het zeer zeker mee eens – tenminste wanneer het over transportbanden gaat!
Heeft u hulp nodig bij het maken van de juiste keuze? Neem contact met ons op!